Klanten
staan centraal
40+ jaar
juridisch expert
Nationaal
en internationaal
Neem contact op

Brexit deal: gevolgen voor de internationale handelspraktijk

Vier jaar na het Brexit-referendum zijn het VK en de EU eindelijk tot een akkoord gekomen. Het handels- en samenwerkingsakkoord tussen de EU en het VK (“EU-VK handelsakkoord”) kwam voor veel bedrijven als een opluchting. Hoewel het akkoord nog moet worden goedgekeurd door het Europees Parlement en de lidstaten, is het akkoord sinds 1 januari 2021 van kracht. Het meer dan 1.400 pagina’s tellende document is gepubliceerd door de Europese Commissie en geanalyseerd door onze Brexit-specialisten. In deze blog bespreken wij de belangrijkste gevolgen van het EU-VK handelsakkoord voor de internationale handelspraktijk.

Alvorens in te gaan op de inhoud van het handelsakkoord, is het van belang te benadrukken dat de totstandkoming van het handelsakkoord niet betekent dat er geen handelsbelemmeringen meer zijn. Integendeel, hoewel het akkoord de handel tussen de EU en het VK op sommige onderwerpen vergemakkelijkt, wordt het VK sinds 1 januari 2021 als een derde land beschouwd. Als derde land maakt het VK niet langer deel uit van de douane-unie en de Europese interne markt. Het vrije verkeer van goederen, dat een van de meest fundamentele vrijheden vormt voor ondernemingen die goederen verhandelen met het VK, is niet langer van toepassing. Bedrijven krijgen aan de grens te maken met douaneformaliteiten en grenscontroles, in- en uitvoeraangiften zijn vereist en ingevoerde goederen kunnen worden gecontroleerd op overeenstemming met de EU- of Britse vereisten.

Ondernemingen die grensoverschrijdend zaken doen tussen het VK en de EU ondervinden aanzienlijke nadelen van douaneformaliteiten. De Britse regering heeft aangekondigd de meeste grenscontroles uit te stellen tot 1 januari 2022 om bedrijven de kans te geven zich voor te bereiden. De EU is daarentegen minder flexibel. Het is belangrijk goed voorbereid te zijn, mocht dat nog niet het geval zijn.

Hieronder een overzicht van enkele belangrijke gevolgen voortvloeiend uit het EU-VK handelsakkoord voor de internationale handelspraktijk:

–       Tarief- en quotavrije handel in goederen en producten die tussen het VK en de EU worden verhandeld, indien zij voldoen aan de zogenaamde “oorsprongsregels” (zie ook het punt hieronder). Dit is voor het eerst in de geschiedenis van de vrijhandelsovereenkomsten van de EU en vooral belangrijk voor de landbouw- en visserijsector, aangezien sommige vlees- en zuivelproducten onder de WTO-voorwaarden belast zouden zijn met heffingen tot 40%. Goederen die niet aan de desbetreffende oorsprongsregels voldoen, zijn niettemin aan invoerrechten onderworpen.

–       Het VK en de EU zijn tot specifieke oorsprongsregels gekomen om te kunnen bepalen wanneer goederen van oorsprong uit het VK of de EU kunnen worden aangemerkt. Voorts komt er een overgangsperiode van zes jaar voor de oorsprongsregels voor elektrische auto’s. Exporteurs kunnen de oorsprong van de goederen zelf certificeren door middel van een verklaring (bv. op de factuur) voor zendingen met een waarde van 6.000 euro of minder. Als de waarde hoger is, moet de EU-exporteur een “Registered Exporter” (REX)-nummer hebben en dat op de verklaring vermelden. Importeurs kunnen aanspraak maken op het zogeheten ‘importers knowledge’. Importeurs zijn er echter op gewezen dat het onderzoek of producten aan de specifieke oorsprongsregels voldoen, een technisch en tijdrovend proces is. Bovendien moet de partij die een aangifte onder het nultarief doet, te allen tijde in staat zijn documentatie over te leggen waaruit blijkt dat de in de aangifte vermelde gegevens juist zijn. Indien dit bewijs niet kan worden geleverd, kan dit leiden tot heffingen met terugwerkende kracht voor een periode van drie jaar en een boete.

–       Afname van technische handelsbelemmeringen voor specifieke productcategorieën. Het EU-VK handelsakkoord kent specifieke bijlagen om de non-tarifaire belemmeringen voor geneesmiddelen, chemicaliën, biologische producten, de automobielsector en de handel in wijn te verminderen.

–       Wederzijdse erkenning van AEO (Authorised Economic Operators) om de handel te vergemakkelijken. Zowel het VK als de EU hebben een partnerschapsprogramma voor geautoriseerde marktdeelnemers en erkennen elkaars AEO-vergunningen wederzijds. De criteria voor deze programma’s zijn vastgesteld in een specifieke bijlage bij het TCA. AEO’s die in het kader van het VK of de EU zijn beoordeeld en erkend, zullen bij hun goederenverkeer tussen het VK en de EU te maken krijgen met minder controles.

–       Continuïteit van het vervoer zonder vergunningen voor vervoerders die in de EU of het VK zijn gevestigd. Bovendien zal geen Europese Conferentie van Ministers van Verkeer (CEMT) vergunning nodig zijn voor vervoerders uit het VK.

–       Geen kwantitatieve beperkingen voor het luchtvervoer van passagiers en vracht wat betreft capaciteit of frequentie. Wat de veiligheid van de luchtvaart betreft, zijn beide partijen overeengekomen de geldigheid van elkaars veiligheidscertificaten en -vergunningen te erkennen;

–       Arbitrage inzake de handelsovereenkomst wordt verricht door een nieuwe partnerschapsraad. Ingevolge een strikte wens van het VK is er geen rol meer weggelegd voor het Europees Hof van Justitie.

–       Geen wederzijdse erkenning van conformiteitsbeoordelingen, wat betekent dat aangemelde instanties (notified bodies) in het VK niet langer producten kunnen certificeren die voor de EU-markt zijn bestemd, en vice versa.

–       Gezondheidscertificaten en sanitaire en fytosanitaire controles zijn vereist voor zendingen levensmiddelen uit het VK bij de grensinspectieposten van de lidstaten.

–       Exportcontrole is niet geregeld in het EU-VK handelsakkoord, afgezien van de enkele verklaring dat het VK en de EU zich er gezamenlijk toe verbinden proliferatie tegen te gaan.

Andere belangrijke onderwerpen zoals exportcontrole, sancties, productregelgeving, toepasselijk recht, rechterlijke bevoegdheid en handhaving komen niet (substantieel) aan de orde in de handelsovereenkomst tussen het VK en de EU. Deze onderwerpen zijn echter als gevolg van de Brexit onvermijdelijk aan wijzigingen onderhevig.

Export controle

De EU Verordening voor producten voor tweeërlei gebruik is niet langer van toepassing in het VK, met uitzondering van Noord-Ierland. Bedrijven hebben uitvoervergunningen nodig voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik van de EU naar het VK, en omgekeerd. Door het VK afgegeven uitvoervergunningen zijn niet langer geldig voor de uitvoer van dergelijke producten uit de EU naar derde landen.

Sancties

Het VK hanteert sanctiewetgeving die onafhankelijk is van de EU, als gevolg waarvan wijzigingen op dit terrein sneller en gemakkelijker kunnen worden doorgevoerd dan door de EU. Er bestaan op dit moment al verschillen tussen de sanctieregelingen van het VK en de EU en de verwachting is dat deze in de loop van de tijd nog zullen toenemen. Voor ondernemingen die in beide landen actief zijn, is het belangrijk om zowel naar de EU als de VK sancties te kijken.

Productregelgeving

Wat betreft de productregelgeving worden in de nabije toekomst geen ingrijpende wijzigingen verwacht. Producten die legaal in de EU of het VK in de handel zijn gebracht, kunnen in het VK blijven circuleren. Bovendien zijn de meeste wijzigingen administratief van aard en geldt er een overgangsperiode. Zo heeft het VK weliswaar zijn eigen equivalent voor de Conformité Européenne (CE)-markering ingevoerd – de zogenaamde UK Conformity Assessment (UKCA)-markering – maar producten met een CE-markering mogen nog tot 31 december 2021 in het VK in de handel worden gebracht.

Toepasselijk recht

De pre-Brexitregels over welk recht op een geschil van toepassing is, zijn vastgelegd in de Rome I-verordening voor verbintenissen uit overeenkomst en de Rome II-verordening voor niet-contractuele verbintenissen. Tijdens de overgangsperiode, dus tot 31 december 2020, waren deze verordeningen nog van toepassing ten aanzien van en in het VK. Nu de overgangsperiode is afgelopen en er geen verdere overeenstemming over deze onderwerpen is bereikt, zal de situatie met betrekking tot het toepasselijke recht niet wezenlijk veranderen. De reden hiervoor is dat de desbetreffende bepalingen van de verordeningen Rome I en II, die in de EU-lidstaten van kracht zullen blijven, niet afhankelijk zijn van wederzijdse wederkerigheid en “universeel” van toepassing zijn. Bovendien zijn deze bepalingen van Rome I en II in het nationale recht van het VK opgenomen als gehandhaafd EU-recht. Bijgevolg zullen de rechtbanken van de EU-lidstaten en het VK clausules inzake toepasselijk recht over het algemeen op dezelfde wijze als voorheen blijven toepassen.

Rechterlijke bevoegdheid

Binnen de EU zijn de regels over welke rechter van welk land bevoegd is hoofdzakelijk vastgelegd in de herschikte Brussel I-Verordening. Deze bevat een regeling voor het bepalen van de bevoegdheid en het vermijden van meerdere procedures in verschillende EU-landen. In het algemeen geldt dat wanneer partijen zijn overeengekomen dat de rechterlijke instanties van een bepaalde EU-lidstaat bevoegd zijn, die rechterlijke instantie bevoegd zal zijn. Op grond van het terugtrekkingsakkoord blijven de regels van de herschikte verordening Brussel I inzake rechterlijke bevoegdheid ten aanzien van het VK van toepassing op procedures die vóór het einde van de overgangsperiode zijn ingeleid. Afgezien van deze overgangsregeling is het uitgangspunt dat deze internationale regeling niet langer van toepassing zal zijn op het VK. In tegenstelling tot de verordeningen Rome I en Rome II betreffende het toepasselijke recht, werkt de herschikte Brussel I-Verordening op basis van wederkerigheid tussen staten. Als gevolg hiervan is er nu een verhoogd risico op geschillen over de vraag van welk land de rechterlijke instanties bevoegd zijn om een zaak te behandelen.

Het VK heeft een aantal mogelijkheden onderzocht om dit probleem aan te pakken. Zo heeft het een aanvraag ingediend om toe te treden tot het Verdrag van Lugano, dat in grote lijnen dezelfde voorwaarden hanteert als de herschikte Brussel I-Verordening en van toepassing is op de positie tussen EU-lidstaten en landen als IJsland, Noorwegen en Zwitserland. Dit vereist echter de instemming van alle verdragsluitende partijen, inclusief de EU. Het standpunt van de EU-lidstaten over de aanvraag van het VK om toe te treden tot het Verdrag van Lugano blijft op dit ogenblik onzeker. Belangrijk is dat het VK op eigen titel is toegetreden tot het Verdrag van Den Haag. Dit is op 1 januari 2021 in werking getreden. Het Haags Verdrag, waarbij alle EU-lidstaten partij zijn, schrijft voor dat de in een exclusieve bevoegdheidsovereenkomst aangewezen rechter de zaak behandelt en belet in het algemeen dat rechtbanken van andere verdragsluitende staten parallelle procedures behandelen. Als gevolg daarvan kunnen partijen er nu de voorkeur aan geven exclusieve bevoegdheidsclausules in hun contracten op te nemen.

Tenuitvoerlegging van vonnissen

De toetreding van het VK tot het Verdrag van Den Haag zal een zekere mate van bescherming bieden. Dit verdrag bepaalt in het algemeen dat een vonnis dat is uitgesproken door de in een exclusief bevoegdheidsbeding genoemde rechter, in andere verdragsluitende staten moet worden erkend en ten uitvoer gelegd. Daarnaast kunnen partijen die een vonnis grensoverschrijdend ten uitvoer willen leggen, zich soms beroepen op (oude) bilaterale verdragen tussen het VK en specifieke EU-lidstaten. Zo bestaat er een verdrag over de tenuitvoerlegging van vonnissen tussen het VK en Nederland dat dateert van 1967.

De tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen op grond van het Verdrag van New York – en arbitrage in het algemeen – ondervindt geen gevolgen van Brexit. Arbitrage is daarom een optie met een relatief laag risico voor partijen om te overwegen, hetzij wanneer zij onderhandelen over bepalingen inzake geschillenbeslechting in nieuwe contracten, hetzij wanneer zich een geschil voordoet.

Tot slot

Met bovenstaande hebben wij geprobeerd een overzicht te geven van de belangrijkste punten uit het handelsakkoord tussen het VK en de EU. Eén ding is duidelijk: dit akkoord is slechts het begin. Het handelsakkoord is bij lange na geen permanente regeling; beide partijen kunnen de overeenkomst met een opzegtermijn van 12 maanden beëindigen, wat ons terugbrengt naar een “no deal brexit”. Bovendien zijn er onderwerpen waarover nog geen overeenstemming is bereikt, zoals op het gebied van data uitwisseling en financiële diensten. Een voortzetting van de onderhandelingen is daarom noodzakelijk. Voor bedrijven die handel drijven met het VK is het belangrijk om de ontwikkelingen te blijven volgen.

Meer informatie

De Brexit specialisten van Kneppelhout volgen de ontwikkelingen en juridische implicaties van het handelsakkoord tussen het VK en de EU op de voet. Indien u advies wenst of eens van gedachte wilt wisselen over de hierboven besproken onderwerpen, neem dan gerust contact met ons op.

Artikelen en klantverhalen binnen dit specialisme